Accorderen betekenis nederlands
cor·de·ren Vervoegingen: accordeerde ( enkelv.) Vervoegingen: heeft geaccordeerd () verklaren dat het zo in orde is Voorbeeld: 'een declaratie accorderen' Synoniem: goedkeuren Synoniemen: afspreken overeenkomen overeenstemmen 4 definities. Nederlands-subkopje inklappen. in de betekenis van ‘overeenkomen, accorderen. overgankelijk tot een akkoord komen, het eens worden;.
Instemmen betekenis INSTEMMEN - English translation of INSTEMMEN from Dutch from the Dutch-English Dictionary - Cambridge Dictionary.
Overeenkomen betekenis Let op: de betekenis van 'overeenkomen' kan variëren afhankelijk van de context waarin het wordt gebruikt. Het is belangrijk om de specifieke betekenis te begrijpen op basis van de situatie waarin het woord wordt gebruikt.
- Accorderen betekenis nederlands M. betr. t. een muziekinstrument: stemmen. Ge hebt fijne oren, gaat accorderen, er is genoeg mee te verdienen. Doet lijk Rizzeke. Die rijdt met zijn fiets van dorp tot dorp en belt aan de herenhuizen om te vragen of ze geen accordeur nodig hebben, VERMEYEN ,
Instemmen betekenis
Instemmen 1) Akkoord gaan 2) Appreciëren 3) Beamen 4) Bereid verklaren 5) Bijvallen 6) Confirmeren 7) Goedkeuren 8) Het met iemand eens zijn 9) Meegaan met 10) Met iemand eens zijn 11) Rugsteunen 12) Steunen 13) Toejuichen 14) Toestemmen 15) Waarderen 16) Zich eens verklaren. instemmen. inergatief het eens zijn Zijn vrienden weten dat er nu een schoffering op handen is van alle humorloze betweters. ‘Twintig jaar geleden adviseerde de dokter me om te stoppen met drinken. ‘Oké’, zei ik. ‘Daar stem ik mee in. Maar dan blijf ik wel roken.’ [2].Goedkeuren betekenis
keu·ren Vervoegingen: keurde goed ( enkelv.) Vervoegingen: heeft goedgekeurd () 1) zeggen dat je (iets) goed vindt Voorbeelden: 'in de vergadering de notulen goedkeuren', 'goedkeuren dat je dochter 's avonds naar de disco gaat' Antoniem: afk. GOEDKEUREN - English translation of GOEDKEUREN from Dutch from the Dutch-English Dictionary - Cambridge Dictionary.Goedkeuren betekenis goedkeuren n: main clause subordinate clause; present tense past tense present tense past tense; 1st person.