Treden werkwoord betekenis
den Vervoegingen: trad ( enkelv.) Vervoegingen: heeft, is getreden () (een wet, verbod enz.) met voeten treden (bewust niet doen (wat afgesproken, verplicht, verboden enz.) is) Synoniem: je niet houden aan, overtreden (iemand) vriendelijk tegemoet treden ((iema. treden - Werkwoord 1. ergatief met de voeten begaan ♢ Zij traden op het toneel. 2. (ov) met voeten ~ minachtend behandelen ♢ De tradities werden hiermee met voeten getreden. treden - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het ze. Treden werkwoord betekenis vervoeging van de bedrijvende vorm van treden; onbepaalde wijs kort lang; onvoltooid: tegenwoordig: treden: te treden: toekomend: zullen treden: te zullen treden: voltooid: tegenwoordig: hebben [1] /zijn [2] getreden: te hebben [3] /zijn [4] getreden: toekomend: getreden zullen hebben [5] /zijn [6] getreden te zullen hebben [7] /zijn [8.
Treden synoniem den Vervoegingen: trad ( enkelv.) Vervoegingen: heeft, is getreden () (een wet, verbod enz.) met voeten treden (bewust niet doen (wat afgesproken, verplicht, verboden enz.) is) Synoniem: je niet houden aan, overtreden (iemand) vriendelijk tegemoet treden ((iema.
Synoniemen woordenboek Van Dale Synoniemen. Van Dale Synoniemen bevat een groot aantal synoniemen, antoniemen, hyponiemen en hyperoniemen. Synoniemen zijn bruikbaar in allerlei soorten teksten (artikelen, gedichten, brieven, scripties, verhalen) om hetzelfde te zeggen op een iets andere manier.
Betekenis treden
Treden 1) Aanvangen 2) Beginnen met iets 3) Beginnen te onderhandelen 4) Bemiddelen 5) Bereid verklaren 6) Bespringen 7) Betreden 8) De blaasbalg bewegen 9) De voeten verplaatsen 10) De voeten zetten op 11) Een plaats innemen 12) Er komen 13) Er uitvoeriger over gaan spreken 14) Gaan 15) Gaan functioneren. de (de; v(m); meervoud: treden), tree (de; v(m); meervoud: treeën; verkleinwoord: treetje) 1 sport van een ladder; deel van een trap, bordes enz. tr e ·den (trad, heeft, is getreden) 1 met de voet.- Betekenis treden treden (neuter trede or tredi, definite singular and plural tredne) (non-standard since ) past participle of tre, treda and trede (non-standard since ) past participle of trå (Etymology 3).